In het Zuidwestoostvlaams:
-
Edde nui no nie enouft geten?
-
Nienek, ke onger gelijk een pird.
-
Ui uugn zeen weere mieder of uien
buik.
-
Iest een schelle geringeld mee
pirsebuunn en petattn, en tons ne lekkerkouke mee ne kafie en nen djeneuver.
-
O gijen eboird.
-
Azuu een pirdezogge da ge zijt.
En in vertaling:
-
Heb je nu nog niet genoeg gegeten?
-
Nee. ‘k Heb honger als een paard.
-
Je ogen zijn weer groter dan je
buik (je denkt meer te kunnen eten dan je opkunt)
-
Eerst een plak spek met
prinsessenboontjes en aardappelen, en daarna peperkoek met een koffie en een
jenever.
-
Och, jij albegeer. (mooi woord van
Geert = inhalig iemand)
-
Wat een zaag ben jij toch!
In de reeks ‘fijnbesnaarde conversaties’, deze
week:
-
Oe loit est?
-
Kweet ni, ke gien arloeze an. Veur
wadde?
-
Kmoe noir de begrovinge.
-
Oeijij, wien ester duud meschien?
-
Ne schuien avvekoit. Ie wordt
verbrand ploitse van begrovn.
-
Goin zem uitstreuen?
-
Niens, ze goin em in een blekkie
duuze doen en ip de schoue zettn.
-
Allee gij?
-
Ja, ge doet gij toch uuk d’assn van
ui sigrette in ne sandrijee.
- Hoe laat is het?
BeantwoordenVerwijderen- 'k Weet het niet. Ik heb geen uurwerk aan. Waarom (vraag je dat)?
- Ik moet naar de begrafenis.
- Oei! Wie is er gestorven dan?
- Een rare snuiter (letterlijk: advokaat). Hij wordt verbrand in plaats van begraven.
- Gaan ze hem verstrooien?
- Nee. Ze gaan hem in een blikken doos doen en op de schoorsteenmantel zetten.
- Nee toch!
- Jawel. Jij doet toch ook de as van je sigaret in een asbak.
Geert