Agostino Braida wordt
voor zeven goudstukken per jaar en een broek met Kerstmis verhuurd als knecht
aan boer Tobia. Hij werkt er als de beesten en leidt een voorspelbaar
onmenselijk leven om aan de schrijnende armoede te ontsnappen. Als je naar de
buren moet om de lamp te laten aansteken en zo een lucifer uit te sparen, dan
weet je wel hoe diep die armoede ongeveer reikt.
Agostino is een
bangerik op de koop toe en ontneemt daardoor zichzelf de kans op een beetje
vrijheid en geluk. Almaar dieper wordt de ellende, zeker ook als de liefde die
hij voor het dienstmeisje Fede voelt, wordt afgestraft. Geen geluk dus voor
Agostinio, en aan de armoede waarin hij is geboren, zal hij ook al niet
ontsnappen.
Doem is een rechttoe-rechtaanverhaal, zonder opsmuk of
franjes, maar ook zonder hoop op een beter leven. Geen vrolijke geschiedenis
dus, veeleer voert de zwartgalligheid de boventoon, maar je blijft wel
doorlezen, want Fenoglio schrijft als de beste. Dat het al somberheid en
miserie is, neem je er dan graag bij. Je leest het niet omdat het al kommer en
kwel is, je leest het voor Fenoglio’s trefzekere en sierlijke pen, en net omdàt
hij zo goed schrijft over al die ellende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten