zaterdag 8 februari 2020

Oude woorden (96)


betamelijk: welvoeglijk, gepast, billijk, fatsoenlijk, zedig, eerbaar, netjes, ordentelijk, welgemanierd, beleefd enzovoort

Hoe kun je een jonge freule betamelijk zoenen, in twee of in drie keer al naargelang, als ze haar gezicht al na de eerste voorzichtige aanraking van wang tegen wang afwendt en resoluut het hazenpad kiest?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten