Andreas Egger was als kind opgenomen in
het gezin van boer Kranszstocker, en daar heeft hij geen fijne herinneringen
aan overgehouden. Hij werkte er als knecht en werd er flink afgeranseld. Als
hij 18 is, besluit hij zich niet meer te laten doen en gaat er bij de boer
vandoor. Enkele jaren later leidt hij een teruggetrokken bestaan op een berg,
waar hij op een dag de stervende geitenhoeder Johannes vindt en hem van zijn
besneeuwde berg afdraagt, 3 kilometer ver naar het dorp.
In het dorp ontmoet Egger in de lokale
pub de serveerster Marie op wie hij spoorslags verliefd wordt. Ondertussen legt
hij in de omgeving mee de eerste kabelbanen aan die de moderniteit
binnenbrengen, dus elektriciteit, maar ook lawaai, licht, drukte en
wintersporttoerisme. Een verwoestende lawine bederft echter zijn werk, bedelft
zijn hut en zijn geliefde Marie onder de sneeuw, waaraan hij zelf maar
ternauwernood ontsnapt.
In de Tweede Wereldoorlog wordt Egger
naar Rusland gestuurd, waar hij alras krijgsgevangen wordt genomen. Na de oorlog
keert hij terug om de metamorfose in zijn dorp te aanschouwen, met blinkende
auto’s, dure skipistes en massa’s toeristen. Op het einde van zijn leven trekt
hij zich in eenzaamheid, maar al bij al tevreden terug op zijn berg, berustend
in zijn lot en zijn eenvoudige leven.
Dit is een steengoede roman en doet een
beetje denken aan De buitenjongen en De 8 bergen van Paolo
Cognetti (Leestips 172 en 181). Het is een mix van avontuur, bergen,
eenzaamheid, worstelen met gevoelens, en heeft diepgang. Bovendien leest het
aangenaam weg. Een aanrader ter geestelijke ontsnapping aan onze tijdelijke
ophokplicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten