Kleine nocturne (J.C. van Schagen)
De zwarte zwalen kwamen halen
De rilde zwemen van het ven.
Nog vóór haar lage walen vralen,
Verzonk de zimze in het gren.
De rolde bunting zong zijn rode,
De maan bepeinsde zwemerwen,
Doch gondervoorde stond de Dode
En grijnsde streft het kenstergen.
Sinds groven rosterkant venonen
De zimsterweme tendelit,
Alleen die achter zesver wonen,
Die weten nog van zwanenwit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten