vrijdag 7 januari 2022

Leestips (237)

De Zweedse Karin Boye schreef de dystopie Kallocaïne in 1940 en dat speelt zich af in een collectieve staat zonder ‘burgers’, wel met alleen ‘medesoldaten’ die tewerkgesteld zijn in werksteden. Alleenstaanden wonen in gelijkvormige eenkamerflats, gehuwden in tweekamerflats. Elk gezin wordt bijgestaan door een huishoudhulp die tegelijk controle uitoefent en rapporteert aan de staat. Daarbovenop worden ze ook nog in de gaten gehouden door politieogen en -oren in hun eigen huiskamers. Kinderen gaan tot hun zevende naar een kinderdagverblijf, daarna naar een kinderkamp, waarna ze definitief afscheid nemen van hun ouders om naar een werkstad te verhuizen. Gevoelens als verdriet, angst en verlangen zijn verboden, evenals lichamelijk contact, behalve om voor nieuwe medesoldaten te zorgen. In deze wereldstaat bestaat er geen ‘ik’ meer, alles staat in dienst van het collectief. Niets moet leuk zijn, wel nuttig, voedsel wordt opgevreten, kunst is een luxe. 

En het gaat nog verder. Medesoldaat Leo Kall heeft een waarheidsserum ‘Kallocaïne’ uitgevonden waarmee geheime en dus ook staatsvijandige gedachten van wie ermee wordt ingespoten, worden blootgelegd. Op die manier controleert de staat wat er zich in het hoofd van de mensen afspeelt, en het betekent uiteindelijk dat gedachten strafbaar worden. De minste twijfel aan het goede van de wereldstaat kan tot veroordeling leiden, en zelfs tot de dood. De hel op aarde als het ware. Ons wantrouwen jegens elkaar als fundament van de staat.

Daarmee is Kallocaïne een spannend, huiveringwekkend, ja zelfs ongemakkelijk boek. Want het gaat niet alleen over een fictieve wereld. Afluisterpraktijken, onderdrukking van minderheden, nationalisme,  experimenten op mensen, complottheorieën, verraad, machtsmisbruik: het is allemaal van dicht of ver herkenbaar.
Maar gelukkig is het ook erg goed geschreven.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten