Machines zoals ik van Ian McEwan speelt in de jaren 1980. Het Engeland van Thatcher heeft - anders dan in het echt - net de Falklandoorlog verloren en de grote wiskundige Alan Turing - die dan in feite al lang dood is - heeft Adams en Eva’s gemaakt. Dat zijn robots die lijken op mensen, maar dan veel slimmer en sneller.
Charlie heeft zo’n Adam in huis gehaald. Charlie haalt zijn inkomen uit speculatie op de beurs, wil graag trouwen met buurvrouw Miranda en adopteert een kind van een verslaafde moeder. Ondertussen doet zijn robot Adam het huishouden, laadt zichzelf ‘s nachts op en speelt terwijl wat op de beurs, wat hem veel beter afgaat dan baas Charlie. Maar hij gaat verder dan wat routineklussen, hij discussieert met Charlie, geeft hem advies en onderneemt ook zelf actie. En ten slotte valt hij ook in liefde met Miranda en heeft zelfs seks met haar, en dan wordt het allemaal natuurlijk wat ingewikkelder.
Het is een roman met een duistere, bijwijlen dreigende ondertoon, die overigens erg goed geschreven is. Hij roept ook redelijk wat vragen op over de robotisering van de samenleving en de robot als verbeterde versie van de mens. Internet en kunstmatige intelligentie, dat zijn we al een tijdje gewoon, maar waarheen kan ons dat leiden? Heel ver, zo blijkt.
Uiteindelijk gaat het er in dit boek om wat het verschil is tussen een mens en een robot. Kan een robot menselijk zijn? Zijn wij veel meer dan machines met een bewustzijn? Zou de wereld er niet beter aan toe zijn met robots die niet ziek worden, het klimaat niet kapot maken en armoede uit de wereld helpen?
Veel stof tot nadenken dus, maar ook wenkbrauwengefrons, over Charlie die vol verlangen zit, Miranda vol geheimzinnigheid en robot Adam die de meest filosofische is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten