Een kleine jongen van een jaar of tien gaat in een Spaans achterland op de vlucht voor een dorpsrechter. Wat hij precies heeft gedaan, dat komen we niet gauw te weten, maar het moet redelijk erg zijn want die rechter en zijn handlangers gaan in de loop van het verhaal zeer wild te keer.
Op zijn vlucht komt de jongen een oude geitenhoeder tegen en daar blijft hij ook de hele verdere tijd bij. In een uitgestorven dorp komt de jongen bij een lokale herbergier zonder benen terecht, die hem eerst te eten geeft, maar daarna zonder veel scrupules aan de ketting legt en aan de rechter verraadt om een beloning op te strijken.
Het is de zoektocht naar eten en drinken en de angst om gepakt te worden die de boventoon voeren in dit verhaal. Daarbovenop wordt er nogal wat geweld gebruikt, een beetje te veel en te buitensporig voor deze arme sloebers in dit desolate landschap. Het verraad van de kreupele cafébaas en het machtsmisbruik van de rechter en zijn trawanten in het oververhitte landschap, dat is miserie en daar kom je als lezer tegen in opstand. Maar de groeiende trouw en vriendschap tussen de jongen en de geitenhoeder maken veel goed.
Leesgegroet was tamelijk unaniem lovend voor de schrijfstijl van Carrasco en de tastbare warmte tussen jong en oud. Al moet je erbij nemen dat het hele boek zeer fysiek is en riekt, of liever stinkt uit alle gaten, met ongewassen kleren, modder, pis, stront, een dode geit in de waterput, bedorven water, de droogte van het land, rot voedsel, de onuitstaanbare hitte en de eeuwige dorst. Ja, af en toe moet je je neus dichtknijpen want het spreekt echt wel alle zintuigen aan.
De vlucht was na vele vervelende coronamaanden eveneens een aangename terugkeer naar onze vertrouwde plek, Myriams veranda, waar het goed toeven is, en heerlijk keuvelen bij een glas wijn. Waarvoor hartelijk dank, Myriam en Filip.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten