De Opwindvogelkronieken van Haruki Murakami lezen is een volstrekt begeesterende ervaring. Je
treedt een magische wereld binnen, waar de meest onmogelijke dingen toch waar kunnen
zijn, en omgekeerd. Het verhaal is vrij ingewikkeld en amper samen te vatten (maar
dat doet niets af aan het leesplezier). Toch een kleine poging:
De 30-jarige Toru Okada is werkloos geworden en schikt zich
min of meer in de leegte van het leven. Zijn kat is zoek en nadien ook zijn
vrouw Kumiko, waarbij haar broer Noboru Wataya, een dubieuze politicus, een
mysterieuze rol speelt. Later krijgt Toru een brief van Kumiko, die het einde van
hun relatie bevestigt.
Ondertussen krijgt Okada rare, erotische telefoontjes en ontmoet
hij enkele zonderlinge figuren. Om te beginnen de zusjes Kreta en Malta Kano, beiden
genoemd naar de eilanden. May Kasahara is een jong buurmeisje dat werkt in een pruikenfabriek. Haar ontmoet hij in een steegje, waar
de opwindvogel uit de titel elke dag een geluid voortbrengt dat lijkt op het
opwinden van de veren van de wereld. Bij een huis aan het einde van dat
steegje, is een diepe put. Daar gaat Okada in zitten om na te denken over de
wereld en om die proberen te begrijpen. “In een werkelijk diepe duisternis worden
allerlei vreemde dingen mogelijk.” Ook ontmoet hij moeder Nootmuskaat en haar
zoon Kaneel, die hem helpen bij het opsporen van zijn vrouw.
Naast wat Okada allemaal aan den lijve meemaakt, wordt de
roman doorspekt met verhalen over de oorlog in Mantsjoerije in de jaren 40, waarbij
een door Japan bezet gebied op de grens van China en Rusland door de Russen
wordt veroverd. Luitenant Mamiya valt er in Russische handen en dat levert een bijzonder
ijzingwekkend verhaal op.
Aanvankelijk ondergaat Toru
Okada de gebeurtenissen, alles overkomt hem, zonder dat hij goed weet wat ermee
aan te vangen. Daarmee lijkt hij op veel stuurloze mensen in een bevreemdende
wereld. Een typisch Murakami-thema is dat, net als de zoektocht naar wat
verloren is. “Ik wil de chaos van de wereld opdrinken en een allesomvattende
roman schrijven waarin ik een manier aan de hand doe om uit die chaos wijzer te
worden”, zegt hij er zelf over.
Dit is een briljante roman waarin Murakami een geheel eigen,
bizarre wereld ontwerpt. Het is een kluwen van gebeurtenissen, vaak bovennatuurlijke,
en de een al vreemder dan de andere. Toch weet de auteur die zo goed in te
pakken dat het allemaal echt en aannemelijk lijkt. Misschien is die wereld wel minder
bevreemdend dan de werkelijke wereld.
Een boek van Haruki Murakami lezen – hij heeft er inmiddels
een vijftiental geschreven – levert een bevreemdende, zelfs verbluffende
leeservaring op, een totale onderdompeling in een magische en bizarre wereld,
waarin je alle kanten opgaat. Vanaf de eerste zinnen word je erin opgezogen en
dat gaat zo door tot de laatste bladzijde. Als je niet oplet – maar ook als je
wel oplet – raak je verslaafd, en het leuke is dat dat niet eens erg is,
integendeel.
Zijn 1Q84-trilogie heb ik toch niet uitgelezen gekregen. Aan deel beleefde ik nog enig plezier. Deel 2 vond ik maar niks en aan deel 3 ben ik dus niet begonnen.
BeantwoordenVerwijderenTja, kwestie van smaak, hé.
Geert