donderdag 6 september 2012

Mooie woorden (13)

Vanensntens = ? de piekedroid = ? zat er een visse = ? achter de wierekies = ?

= Over de volledige lengte van de prikkeldraad zat er een bunzing achter de eendekuikentjes.



En dan nu, iets helemaal anders.
Een heel bijzonder aspect van het zuidwestoostvlaams dialect is de vervoeging van werkwoorden. Vooral in de verleden tijd krijgen we prachtige staaltjes van ons toch wel schitterende taaltje:

Tegenwoordige tijd      Verleden Tijd
ik spele                        ik speeldege
gij speelt                      gij speeldeget
ij of zij speelt                ij of zij speeldege
wulder speeln              wulder speeldegen
gulder speelt                gulder speeldegen
zulder speeln                zulder speeldegen

Geheel uniek is de vervoeging van de werkwoorden hebben en zijn:
Hebben:
1.      Kekik 
2.      Getgij 
3.      ijeetij, seesij en tee     
4.      men wulder (ook: memmewulder of wenwulder)
5.      get gulder      
6.      sen zulder      

Zijn:
1.      kbennekik      
2.      ge zijt gij        
3.      ijestiejij, sesij en tes
4.      we zijn wulder
5.      ge zijt gulder
6.      se zijn zulder

Wat nog unieker is, is dat we ook ja en nee kunnen vervoegen:

Ja                                            Nee
jok                                          nienek
jog                                          nieg
joij, jois en joit                        nienie, niens en nient
jom                                         niem
jogt                                         niegt
jois                                          niens

Zo bijvoorbeeld:
Gistren speeldegekik mee mene kameroid duikske = ? in tstruut = ?. Zitte gulder doir? riep meen voider. Jom, riepekik. Ge zijt gulder zeker nie goe, ge goit van den delte = ? valln, zei meen voider. Ba niem, zeikik, we zijn wulder veurzichtig, zan. En ois me valln, valln min de messink = ?

2 opmerkingen:

  1. Gisteren speelde ik met mijn vriend verstoppertje in het stro.
    "Zijn jullie daar?", riep mijn vader.
    "Ja (we zijn hier)", riep ik.
    "Jullie zijn zeker niet goed snik. Jullie gaan van de hooizolder (boven de stal) vallen", zei mijn vader.
    "Maar nee", zei ik, "Wij zijn voorzichtig, hoor."
    "En als we vallen, vallen we in de mesthoop".

    Geert

    BeantwoordenVerwijderen
  2. wat de vervoeging betreft mag niet vergeten worden dat er zeer lokale variaties waren waardoor de herkomst kon achterhaald worden : wij hadden het over jow,jos, nink, neeg, nins, neem, nij, wieder, gieder, zieder
    ze zul'n zieder zeker zeggen ze zien zieder zeker zot ...

    BeantwoordenVerwijderen