vrijdag 28 november 2014

Leestips (61)



In Het huis van de wisse dood van de Franse Egyptenaar Albert Cossery woedt een conflict tussen een valse huiseigenaar en de arme sloebers die zijn huis bewonen. Dat conflict neemt ongeveer heel het boek in beslag. Het is dan ook minder het verhaal zelf dan wel de taal waarin het wordt verteld, die hier de hoofdrol speelt. Die geheel eigenwijze, smakelijke, sappige taal van Cossery maakt gebruik van de bloemrijkste overdrijvingen, die het huis en de mensen uitzonderlijk aanschouwelijk maken en tot leven brengen. Er wordt gevloekt, gescholden, gekibbeld, geroepen en getierd dat het een lieve lust is. Sommige dialogen zijn om in een kadertje te hangen:
‘Waar ga je heen, voerman?’ zei Suka.
‘Ik ga het boeltje verhuizen van een oude heks. Als je zin hebt om erbij te komen zingen, zal dat het werk een stuk lichter maken.’
‘Op het oog van je moeder, mijn stem is niet geschapen om voerlui zoals jij op te vrolijken.’
‘Nou de groeten dan en doe je best zo snel mogelijk te verrotten.’

De bewoners proberen de verhuurder tot actie te bewegen, maar het haalt allemaal niet veel uit. Te langen leste schrijven ze zelfs een brief aan de regering. Maar alle protest ten spijt, komt er geen bevredigende respons en blijft de finale instorting dreigen.
Zonder veel moeite doet het bouwvallige huis natuurlijk denken aan Egypte, en de gelatenheid van de bewoners aan het fatalisme van de bevolking. Een zeer lezenswaardig boek is dit, vooral als je houdt van schilderachtige taal en knotsgekke overdrijvingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten