geïrriteerd: geprikkeld, korzelig, stekelig,
geërgerd, ambetant
[dubbel r, dubbel i, trema op eerste i]
°van het Franse ‘s irriter: zich ergeren, boos worden
Toen ik weer eens te laat op mijn werk verscheen, was mijn baas zo geïrriteerd dat hij met zijn vuist vol op mijn bureau sloeg, waarbij hij zijn pols brak en 6 weken gedwongen thuis moest blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten