In de coro-nazomer van 2020 verwelkomde Leesgegroet nieuw lid Ellen met de nodige egards, en ook met een galet van 850 pagina’s: De Opwindvogelkronieken van Haruki Murakami. Dat vuistdikke boek neemt ons mee in een lange doolhof met veel verhalen en personages, en ongeveer in het midden daarvan een rode draad: een man gaat op zoek naar zijn kat en zijn vrouw die plots verdwenen zijn.
De jongeman Toru Okada is werkloos geworden en schikt zich min of meer in de leegte van het leven. Zijn kat is zoek en nadien gaat ook zijn vrouw Kumiko ervandoor, zonder duidelijke reden en zonder enig bericht. Zoekend in de steeg naar zijn kat, ontdekt hij de opwindvogel uit de titel, die elke dag de veren van de wereld opwindt. Bij een huis aan het einde van dat steegje, is een diepe put, en daar gaat Okada in zitten om na te denken over de wereld en om die proberen te begrijpen.
In zijn lange zoektocht naar vrouw en poes, ontmoet hij allerlei wonderlijke figuren zoals May Kasahara, zijn buurmeisje die in pruiken doet, Noboru Wataya, schoonbroer en dubieus politicus, de zusjes Kreta en Malta Kano, beiden genoemd naar de eilanden, en ook nog moeder Nootmuskaat en haar zoon Kaneel.
Naast wat Toru Okada allemaal aan den lijve, en de geest, meemaakt, wordt de roman doorspekt met boeiende en ook ijzingwekkende verhalen over de oorlog in Mantsjoerije in de jaren 40. Aanvankelijk ondergaat hij de gebeurtenissen, alles overkomt hem, zonder dat hij goed weet wat ermee aan te vangen. Naderhand komt hij in actie, niet alleen in de werkelijke wereld, maar ook in zijn dromen, en in de wereld daar ergens tussen.
Murakami laat de dingen, hoe vreemd en absurd en onmogelijk ze soms ook zijn, wonderwel in mekaar passen. Dromen en werkelijkheid en schemerzones vloeien naadloos in elkaar over. Het is er niet altijd veilig toeven, maar wel inspirerend en bovenal verslavend. Althans voor de meeste Leesgegroeters, want niet iedereen vond zijn/haar draai in de wondere wereld van Murakami. Het magische universum dat hij creëert, is bevreemdend, soms schokkend, soms dromerig, maar vaak ook heel alledaags. Het is niet eenvoudig je daarin te herkennen en staande te houden, laat staan ervan te houden.
In deze briljante roman ga je los van de wereld, zie je alle hoeken van de kamer, treed je buiten de oevers van de stroom aan gebeurtenissen en word je daar van bron tot monding onweerstaanbaar in meegezogen. Murakami laat zijn fantasie op volle toeren draaien, en nodigt ons uit hem daarin te volgen. Het boek is een ode aan de verbeelding, het is wat literatuur van de bovenste plank te bieden heeft. Maar uiteraard ligt die plank niet bij iedereen op dezelfde hoogte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten