zaterdag 10 oktober 2020

Poëtegem (202)

Rid- en runders (Charivarius)


’k Zie schapen, witgewold, 

’k Zie rid- en runders draven,

’k Zie vo- en vlegels zich

Aan wa- en bitter laven.

Al is de stad ook vol van stu- en decadente'

Die speel- en alcohol

Verkiezen boven lente,

U, boe- en kippen-ren,

U, lust- en korensc-hoven,

U, var- en vlinderken,

U stel ik ver daarboven!

In ’t mooie voorjaarsweer,

Gaan bloe- en ramen open,

’k Zie ieder met een bloem,

Zelfs schoo- met anjers loopen,

’k Zie ei- en beuken staan,

En dreu- en andre musschen.

Wijl lij- (geen vrijsters!) slaan,

’k Zie kro- en meisjes kussen.

En mensch en kunstenaars

Zij dragen en zij eten

Veel flam- en waterbaars,

Bij ’t hij-, zij-, zwijgend zweeten.

Geen pneu- slechts harmonie:

De tweedracht wijkt voor vrede,

De ru- voor poëzie,

Juicht kin- en ouders mede!

Want len- en warmte is daar,

Mijn geest stijgt op, naar boven,

’k Wil nat- en morgenuur

Met vul- en lippen loven!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten