XLIX (Carmien Michels)
Het is ochtend: we zijn gewikkeld
in kleren van dauw en geritsel
de dag rukt op met hoefgetrappel
niemand verspert zijn kuddes de weg
Niemand verspert jouw klauwende ogen
jouw rovende handen, jouw bochtige lach
ik ben jouw doorgang naar de avond
nooit is de schemer je laatste zet
Boven ons fezelen als kinderen de goden
je blik doet ze duiken in hun hemelbed
het gewicht kraakt in onze wolken
Wanneer je pratend inslaapt vang ik het gruis uit je stem
meng het met regenwater, droog het in de laatste zon
zodat ik, slapeloze, kan wonen in de bakstenen van je woorden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten